Nadat bij de volksverhuizing in de 4e en de 5e eeuw steeds meer Slaven naar het gebied waar nu Praag ligt waren getrokken, vestigde zich in de 9e eeuw de stam van de Tsjechen aan de Moldau. Het hiervan afstammende geslacht van de Premysliden bouwden in 870 op Hradcany de eerste burcht. In de 10e eeuw slaagden zij er gaandeweg in het land tot één geheel te maken.
Ontwikkeling Praag
Al spoedig ontwikkelde Praag zich tot het politieke en economische centrum. Hertog WenceslasI nam de kerstening van Bohemen ter hand en liet zijn land opgaan in het Duitse Rijk. In 973 werd Praag een autonoom bisdom. Daarna vestigden zich veel Duitsers en Joden in de stad. Rond 1070 verplaatste vorst Vratislav II zijn residentie van Hradcany naar de tweede burcht, Vysehrad, in het zuidelijk deel van de Nieuwe Stad.
Onder Ottokar IPremysl werd Bohemen in 1212 definitief een erfelijk konikrijk en onder zijn kleinzoon Ottokar II een Midden-Europese grootmacht. Maar een generatie later stierf de Premyslidensynastie uit.
Koning Karel
Onder koning Karel IV (tevens keizer van het Duitse Rijk) beleefde Praag een politieke en culturele bloei. Karel stichtte in 1348 de eerste universiteit van het Duitse Rijk, bouwde de Karelsbrug, liet de Nieuwe Stad aanleggen en versterkte Mala Strana. Door de talrijke gotische kerken en nieuwe wereldlijke gebouwen onderging Praag een ware metamorfose. De stad van Bohemen stond met haar ongeveer 60.000 inwoners op de vierde plaats ten noorden van de Alpen. Naar oppervlakte gemeten kwam ze in Europa direct naar Rome en Constantinopel.